22. Mooi geweest

Leeuwen, jachtluipaarden, giraffen, wilde honden, jakhalzen, olifanten (van héél dichtbij), impala's (weet niet of die in het Nederlands ook zo heten), gieren en andere grote roofvogels, steenbokken, bavianen, buffels, nijlpaarden, ik heb ze allemaal en nog meer gezien en de meeste in het wild. Het Krugerpark is een belevenis waaraan geen dierentuin ooit kan tippen. Vier dagen heb ik er (toch in mijn uppie) rondgereden gewapend met kaart, verrekijker (onmisbaar), foto- en videocamera en mijn telefoon om ervaringen te delen...want hoe geweldig die in je eentje ook zijn, kreten van verwondering en algehele verbazing over bijvoorbeeld overstekende olifanten wil je aan iemand kwijt. Toen ik op de vierde dag in de auto tegen mezelf begon te praten wist ik: het is mooi geweest. Ik ben erg op mezelf maar deze eenzaamheid was niet leuk meer.Terug in Hoedspruit kon ik al mijn verhalen weer kwijt maar na vier weken was het tijd voor een volgend station: Kaapstad of Johannesburg? We hebben het over afstanden als in Nederland-Frankrijk of Nederland-Oostenrijk. En over steden waarin ik mij als alleenreizende vrouw niet veilig kan wanen en altijd op mijn hoede moet zijn (zelfs een alleenreizende man niet, zo wist Bram Vermeulen mij te vertellen, wat echter geen reden was om Johannesburg, het kloppend hart van Zuid-Afrika, dan maar over te slaan, vond hij) en waarin ik na vijven huiswaarts zou moeten keren omdat het om zes uur donker is en ik om veiligheidsredenen de straat niet eens meer op kan. Een andere kleine plaats dan misschien? Maar ja, geen Donovan, Annie, Gareth of Leonard die me daar gezelschap konden houden. Wat te doen? De wanhoop sloeg toe en het lege vel met de data tot aan 15 augustus staarde me aan als een groot gapend zwart gat. Sterker nog, het maakte me ongelukkig omdat ik diep in mijn hart geen zin had in deze moeizame exercitie. Als ik heel eerlijk was verlangde ik diep in mijn hart naar mijn eigen landje (de oranje zee op tv tijdens de voetbalwedstrijden maakte dat nog erger), mijn eigen huisje en mijn eigen katten (hoe lief die van Annie ook zijn). En zo herinnerde ik me diep in mijn hart ineens ook de afspraak die ik met mezelf had gemaakt: ik zou het avontuur heel dapper en stoer aangaan, maar als het op wat voor manier dan ook tegen zou vallen, zou ik gewoon op het vliegtuig naar huis stappen. Bij de gedachte alleen al maakte mijn hart een sprongetje. Het idee de rest van mijn verlof in eigen huis en tuin in te vullen leek me ineens de ideale situatie. Ik had vier weken in Hoedspruit gewoond en er deel uitgemaakt van de lokale gemeenschap (ik kon al mensen groeten in de supermarkt en vanuit de auto zwaaien naar passerende bekenden). Ik had de bush ten volle beleefd en behalve alle dieren ongelooflijk mooie vergezichten gezien. Vijf weken Zuid-Afrika was en is een ervaring om nooit te vergeten en zoals iemand daar al zei: 'Je neemt een klein stukje Hoedspruit mee naar huis'. En toen was het besluit snel genomen: ik zou naar huis gaan! Ineens kon ik niet langer wachten, boekte een ticket en beleefde een bijzonder afscheid van alle lieve mensen die ik in Hoedspruit had leren kennen. Natuurlijk moest ik huilen in het vliegtuig, maar het voelde niet als een nederlaag. Ik had van Zuid-Afrika gekregen wat ik ervan had gehoopt, en méér, en nu was het simpelweg tijd om weer naar huis te gaan. Het besef dat ik een thuis heb dat me zo gelukkig maakt dat ik er zo intens naar kan verlangen is al een verrijking op zich. Sinds gisteren ben ik dus thuis...de vlucht was een hel (met afschuwelijk twee meter ver en een gangpad vol kotsende mensen) maar het weerzien met mijn ouders op Schiphol was geweldig. Hun armen om me heen maakte dat ik zeker wist dat ik de goede beslissing had genomen. En nu, zo de eerste dag weer thuis voel ik me het gelukkigste meisje op aarde. Zuid-Afrika is en voelt ver weg maar de herinneringen draag ik met me mee in mijn hart. Ik geniet intens van mijn prachtig groene tuin (met bloeiende witte roosjes) en de zon die tot laat in de avond schijnt (waarna ik als ik dat zou willen nog gerust een stuk over de dijk zou kunnen wandelen). Vanavond komt mijn zus bij mij eten en het is dat ze er niet van houdt, anders had ik haar een heerlijke karbonade, aardappels en bloemkool met een papje voorgeschoteld.

21. Nelspruit

Goed, één ding heb ik inmiddels over mezelf geleerd: ik ben minder avontuurlijk dan ik dacht. Ik blijk duidelijk niet het type dat met een rugzak en een Lonely Planet in haar eentje de wereld ontdekt. Sterker nog, het vooruitzicht van een eenzame trip van een week door het Krugerpark, stemt me bepaald niet vrolijk en ga ik dus gewoon zo niet doen (want wat te doen als een olifant mijn weg verspert, dan wil ik minstens een dappere ranger bij me hebben). En ook al heb ik de reisgids inmiddels binnenstebuiten gekeerd en lijkt alles me even geweldig, ik stap nog liever op het vliegtuig naar huis dan dat ik 28 uur met al mijn bagage in de trein naar Kaapstad ga zitten, vervolgens moet uitvogelen waar te slapen en hoe daar te komen om na een week de hele rimram weer opnieuw in te pakken en mee te zeulen naar een volgende bestemming. Daarbij zie ik nu al op tegen de eenzaamheid want ik ben nu eenmaal gesteld op comfort (en insectvrije slaapkamers zonder stapelbedden en gemeenschappelijke douches) dus frivole backpackers bij wie het makkelijk aansluiten is (hoewel, ik slinger mijn 27 kilo wegende koffer niet eenvoudig op mijn rug) kom ik niet tegen. Ik besef dan ook hoe verwend ik ben met Donovan, mijn persoonlijke gids, die me deze maandag (hij heeft nul klanten dus vrij) mee naar Nelspruit (een stad!) neemt. Wanneer we ’s ochtends Hoedspruit uitrijden vertel ik hem dat ik er wel aan toe ben, even weg uit dit dorp. Natuurlijk stuiter ik weer van opwinding als we ineens twee giraffen tegenkomen (die had ik nog niet gezien) maar we besluiten het fotomoment voorbij te laten gaan omdat we al aan de late kant zijn. We komen langs plaatsen als Witrivier en Hazyview (door Donovan Crazyview genoemd) en vol verbazing bekijk ik de ontelbare kleine stenen huisjes met elk hun eigen bananen- en mangobomen. Doordat Donovan me hierop wijst, ziet hij de politie met radar over het hoofd en worden we, wederom, aangehouden. Hij krijgt een boete van ongeveer 65 euro maar nadat de agent ongeveer tien minuten bezig is geweest met het invullen van de bekeuring, maakt hij er zeer schappelijk nog geen 20 euro van (dat is dan weer het voordeel van een zeg maar flexibel politieapparaat). En oh, wat ben ik blij dat ik mijn Krugertrip niet heb geboekt zoals met het meisje van het boekingskantoor bedacht. De weg die we nu rijden, had ik in mijn eentje moeten doen, wat afschuwelijk was geweest als ik nu de chaos aanschouw. Tientallen mensen die langs en op de weg lopen, vage afslagen die ik niet als dusdanig herken en van een koe midden op de weg hoef je ook niet raar op te kijken. Ik ben als een kind zo blij als we een paar uur later net voor Nelspruit de parkeerplaats oprijden van een gigantische shoppingmall (de grootte viel achteraf wat tegen maar dat mocht de pret niet drukken). Opnieuw een leermoment: hoe gretig ik alle indrukken qua landschap, dieren en cultuur ook opsnuif, de blijdschap die ik voel bij de aanblik van tientallen winkels in een fris, modern, overdekt centrum voelt als een warm bad waar ik uren in wil blijven dobberen. Ik krijg de neiging te gaan huppelen maar weet me te beheersen waarna we eerst ergens gaan zitten voor een heerlijke cappucino en warme croissants met jam (de ober kijkt glimlachend toe hoe ik intens genietend schaamteloos mijn vingers aflik). Ik inhaleer alle winkels als iemand die is gestopt met roken en toch weer een sigaret opsteekt maar echt iets van mijn gading vind ik helaas (alle kleding is hier zo’n beetje de helft goedkoper dan in Nederland dus was echt van plan flink uit te gaan pakken) niet. In Nelspruit zelf vind ik gelukkig een leuke broek (hard nodig ook want het mooie zonnige weer lijkt definitief voorbij: het wordt echt kouder!) en een roze Puma-sweater (die zo knuffelzacht is dat ik hem steeds even moet aanraken) die ik allebei koop. Donovan staat met een geel T-shirt in zijn hand dat ik hem kado doe als klein bedankje voor alles (mijn dank is niet in T-shirts uit te drukken). Mijn shopenthousiasme werkt aanstekelijk want ook Donovan raakt nu helemaal in de stemming. Tegen vieren moeten we wel weer richting auto want de rit terug naar Hoedspruit is lang en ik moet en zal op tijd thuis zijn voor dé wedstrijd! Onderweg stoppen we om pizza’s te halen die we op de achterbank mikken om later in mijn oven weer op te warmen. Gelukkig duurt de terugreis gevoelsmatiger korter dan de heenreis (zoals meestal het geval is) en zijn we ruim op tijd om eerst Sid op te halen in Kampersrus en nog wat bier en cola in te slaan in Hoedspruit (helaas weer geen witte Magnum, het ijsje waar ik al drie weken naar op zoek ben wat inmiddels is uitgegroeid tot een belangrijke missie en een onvoorstelbaar groot verlangen). Even later zit ik zenuwachtig met mijn voeten wiebelend op de bank, klaar voor Nederland-Italië met het volume van de televisie op standje maximaal (dat hort bij voetbal, vind ik). Ik erger me kapot aan de presentator (ik zie een uiterlijke gelijkenis met Umberto Tan) die duidelijk voor Italië is en niet eens zeker weet wie de huidige kampioen is (‘Greece, if I’m correct?’). Ik krijg kippenvel tijdens het Wilhelmus en de aanblik van de oranje zee in het stadion vervult me met trots (weer een ander leermoment: ik kan helemaal niet overal ter wereld wonen). Hoewel ik niks van alle voorbeschouwingen en ongetwijfeld hevige discussies in Nederland heb kunnen volgen, heb ik er een zwaar hoofd in dat Nederland deze wedstrijd wint. Mijn stemming is dan ook bijna euforisch na de twee doelpunten die elkaar binnen vijf minuten opvolgen (boeien of Van Nistelrooy buitenspel stond want wat een schoonheid maakte Sneider). En terwijl Donovan stiller en stiller wordt, geef ik mijn eigen commentaar, schuif heen en weer op het puntje van de bank en spring op als het derde doelpunt eraan komt (zoiets voel je). Ik blaas van blijdschap loeihard op mijn oranje toeter (sorry wilde dieren) en sms driftig met het thuisfront. Wanneer ik Donovan na de wedstrijd uitzwaai (ik vraag me af of hij het überhaupt wel leuk vond) besluit ik uiterst vrolijk dat de droomstart van oranje een perfect einde is van een geweldige dag.

20. Blyde River Dam

Ik voel me weer alsof ik op school zit wanneer de gids op de boot ons bestraffend toespreekt. We zijn de eerste groep vandaag die zo luidruchtig is en daar houdt hij niet van als hij aan het woord is. Mijn mond valt bijna open want a) de stuk of dertig volwassenen en kinderen op de boot gedragen zich voorbeeldig en zijn allesbehalve luidruchtig, b) deze zwarte man met een ego groter dan de boot is nauwelijks te verstaan en zou een microfoon moeten gebruiken en c) we zijn toch geen kinderen meer die op je op zo’n belachelijke manier de les kunt lezen. Ik fluister Donovan in zijn oor (bang voor een reprimande van de schoolmeester) dat zijn verhaal sowieso nergens over gaat en dat hij van mij alvast geen fooi krijgt. Een paar uur eerder is Donovan uitgewerkt en vindt hij me in het internetcafé waar hij voorstelt samen de Blyde River Canyon, na de Grand Canyon in Amerika de grootste ter wereld, te gaan bekijken (hij is er natuurlijk al duizend keer geweest maar kan er geen genoeg van krijgen). Uiteraard ben ik daar wel voor in en we spreken af bij de pub Ambri voor een snelle lunch voor we op pad gaan. Bijna geroutineerd rijd ik kort daarna naar Kampersrus (straks moet ik weer wennen om rechts te rijden en schakelen!) en parkeer bij Ambri waar ik enthousiast word begroet door Sid die me tegemoet rent. Mike blikt alvast vooruit op Nederland-Italië (hij is half Italiaans) en het is dat het zo ver weg is, anders zou ik de wedstrijd hier zeker zijn gaan kijken (compleet met de Nederlandse vlag op mijn wangen en mijn oranje toeter die ik van een collega kado heb gekregen). Met twee tosti’s en wat te drinken voor onderweg stappen Donovan en ik weer in de auto (Sid blijft achter in de armen van Mike zodat hij niet achter ons aanrent). Ondanks de nare gids (voor wie ik me afsluit ook al staat hij nog geen meter bij me vandaan) geniet ik van het imposante landschap om me heen (moeilijk te omschrijven maar de foto’s spreken voor zich). En dan zie ik dieren die ik voorheen alleen in de dierentuin (veilig achter hekken) heb gezien: nijlpaarden. Het zijn er een stuk of acht en hun schattige oortjes flapperen boven het water uit. De gids durft echter niet te dichtbij te varen want dan zouden ze kunnen aanvallen, zegt hij, de boot kunnen vernielen en tot zinken brengen wat toch minder zou zijn (zeker gezien de aanwezigheid van krokodillen). Donovan vertelt dat de nijlpaarden een gevoelige huid hebben en daarom overdag in het water blijven omdat ze anders zouden verbranden in de zon. Na zonsondergang gaan ze aan land om gras te eten dus zo gevaarlijk dat ze ons zouden verorberen zijn ze dus niet, stelt Donovan me gerust terwijl ik met mijn videocamera zo ver mogelijk inzoom voor zo veel mogelijk details (ik blijf de oortjes schattig vinden). Het stel naast ons (we zitten helemaal achterin) plopt inmiddels een fles champagne open (nadat ze eerder al allerlei andere drankjes, waaronder een jägerbom (borrelglaasje jägermeister in whiskyglas met red bull die wij ook krijgen aangeboden maar waarvoor ik vriendelijk bedank) achterover hebben geslagen) om de verjaardag van het meisje (ze is twintig geworden) te vieren. De gids is inmiddels in alle staten en staat voor de tweede keer met zijn mobiele telefoon aan zijn oor (wie is hier nu onbeschoft). Wanneer hij heeft opgehangen vervolgt hij zijn verhaal dat hij voor de zoveelste keer onderbreekt om ons duidelijk te maken wat een vreselijke groep mensen we wel niet zijn. Oh, en hij heeft inmiddels zijn baas op kantoor gebeld en al onze mobiele nummers zijn bekend, dus…Ik draai met mijn ogen en hou mijn lachen niet eens meer in. Oeoeoe, sidder, beef, waarschijnlijk worden we straks gemarteld of overboord gegooid als krokodillenvoer, wat een mafkees! Eenmaal van de boot voelt Donovan zich niet helemaal lekker door de jägerbom die hij wel heeft aangenomen en rijden we een eind naar beneden waar een toiletgebouwtje is, waar een stuk of tien apen omheen rennen (het blijft waanzinnig en dan heb ik nog niet eens verteld dat er laatst weer twee in mijn huisje waren. Had net de badkuip halfvol laten lopen en er mijn bonte was (de witte in de wastafel) met een flinke schap Biotex in gekieperd, keihard meeblèrend met Kane waardoor ik verder niks hoorde…Als ik de woonkamer in loop zie ik nog net twee apen naar buiten vliegen en de ravage die ze hebben achtergelaten. Een glas sinaasappelsap ligt in diggelen op de stenen vloer en mijn fruitschaal blijkt geplunderd. Nog geen twintig meter verder zie ik de twee kleine doerakken prinsheerlijk in een boom van mijn appels genieten (ze hebben de lekkerste uitgekozen). Weet nu dat ik de schuifdeuren niet meer onbeheerd open kan laten staan…). Eenmaal terug bij Ambri besluit ik meteen door naar huis te rijden om voor het donker in Hoedspruit te zijn. Bij Steers, een fastfoodafhaalrestaurant bij het tankstation, haal ik friet, een salade met kip en feta en een overheerlijke vanille milkshake. Uiterst tevreden zit ik even later op de bank en kijk een leuke film. Daarna haal ik de was van de lijn, vouw die op en ga lekker vroeg naar bed.

19. Ingeburgerd

Eigenlijk vind ik dat ik al aardig ingeburgerd ben in het land waar alles anders is (ik blijf me verwonderen). Zelfs Gracy is weer lief tegen me nadat ik een dag later een half brood en een zak popcorn (het was geen zoete, bah!) met een briefje voor haar had achtergelaten (restanten frietjes, pizza, ik bewaar nu alles voor haar). Het links rijden zit ook al goed in mijn systeem al blijf ik de kruispunten onoverzichtelijk vinden (dan toch maar liever stoplichten hoor). Deze middag drink ik koffie bij Donovan waarna hij voorstelt wat bij Ambri (de pub in Kampersrus, klein half uur rijden) te gaan eten. Het is dan nog licht maar ik weet dat ik alleen, in het donker terug moet en denk maar niet dat hier lantaarnpalen zijn. Ik twijfel enorm maar Donovan haalt me over en ik besluit het erop te wagen. Kastelein Mike praat honderduit, onder meer over voetbal (eindelijk, want Donovan geeft er niks om en heeft zelfs nog nooit van Van Basten gehoord) en taal. Over het woord mopperkont, dat hij ooit van een Nederlander leerde (hij dacht dat het een enorm grof woord was) en het woord geil dat in het Afrikaans zoiets betekent als vruchtbare grond (als ik het goed begrepen heb). Donovan heeft het woord sprokkelen overgenomen en zelf vind ik het woord melkskommel voor een milkshake echt briljant (en niet te vergeten kak praten als in onzin verkondigen en sompompie voor rekenmachine). Dan belt Annie of ik zin heb in een kop thee bij haar thuis (ik krijg hier dus zelfs al telefoon uit het land zelf) maar helaas, ik ben te ver weg. De beef curry die ik bestel is werkelijk verrukkelijk en ik eet het overvolle bord bijna helemaal leeg. Daarna zet ik Donovan thuis af en rijd het slingerende pad van zijn huis naar de verharde weg voorzichtig weer naar beneden. Meteen al heb ik spijt van de duistere autorit. Met groot licht rijden is de enige mogelijkheid, maar als een tegenligger het net te laat uitknipt heb ik geen idee waar ik rijd. Vlak voor Hoedspruit jaagt notabene een vrachtwagen op mijn bumper die over de honderd rijd op een weg waar tachtig mag. Ik besluit me niet gek te laten maken en zijn lichtsignalen dat hij er voorbij wil te negeren (ga toch zeker niet die zanderige berm in met het risico dat ik wegslip). Vervolgens hang ik zelf bijna op de bumper van notabene een politieauto (had ik gelukkig op tijd in de gaten) die zonder licht (!) een beetje slingerend zo’n veertig kilometer per uur rijdt (kon volgens Donovan goed dronken zijn geweest, echt ongelooflijk). Na een klein half uur draai ik opgelucht de oprit van Raptors View in en kort daarna die van mijn lodge. Mike heeft me uitgenodigd de wedstrijd Nederland-Italië in Ambri te komen kijken, maar ik vrees dat het ritje me hiervan gaat weerhouden (ik heb ontdekt dat ik het op mijn eigen tv kan ontvangen (al is het in je eentje natuurlijk toch minder leuk) en ik heb ook altijd nog het nummer van de Nederlandse Yolanda wiens man fanatiek voetballiefhebber is). De volgende ochtend besluit ik een keer lekker lang in bed te blijven met een boek. Ik heb de schuifdeuren naar buiten een meter of zo open gezet voor de vogelgeluiden en frisse lucht (het heeft de avond ervoor zowaar geregend en niet noemenswaardig geonweerd waarna ik in de verte prachtig Afrikaans gezang hoorde (wellicht als dank voor de regen? Vond ik wel een plausibele verklaring)). Diep verzonken in het spannende verhaal zie ik vanuit mijn linker ooghoek ineens iets over de vloer bewegen. Wanneer ik overeind kom blijkt het het hoofd van een gigantische aap (vervet monkey ofwel blouaap in het Afrikaans (vanwege de helblauwe ballen, even cru gezegd)) die van mij schrikt en de woonkamer in rent, waar hij gevangen zit. Zowel hij als ik raken in paniek (ik maak klakgeluiden met mijn tong, en zeg ‘kom maar’ wat natuurlijk nergens op slaat). De aap rent terug naar de slaapkamer waar hij eerst tegen de glazen deur loopt (hij zag niet echt het verschil tussen open en dicht) en vervolgens over het bed dendert en in de spiegel (in zijn ogen natuurlijk een raam) probeert te klimmen waarbij hij mijn potjes en flesjes bij de wastafel omdondert. Ik krijg enorm medelijden met het dier en gelukkig vindt hij dan toch nog snel de weg naar buiten en kan ik opgelucht ademhalen. Alles bij elkaar heeft het misschien nog geen halve minuut geduurd, maar geloof me dat je raar staat te kijken! En ik wist niet of hij misschien agressief zou worden of mijn videocamera mee zou gappen. Heb als troost (ondanks dat je ze niet mag voeren…deze apen zijn zo brutaal dat ze te veel overlast veroorzaken en om die reden worden afgeschoten waardoor ze in rap tempo in aantal verminderen) twee wel erg zachte en bruine bananen in de vuilnisbak buiten gelegd. Wanneer ik die even later hoor omvallen weet ik dat mijn missie geslaagd is en kan ik een glimlach niet onderdrukken. ’s Middags eet ik spaghetti bolognese bij de Deli waarna Donovan uit zijn werk even aanschuift voor een biertje (Sid is uitzinnig blij om me te zien, ik zweer het je, een idealer en perfecter hond bestaat niet). Hij rijdt nog even met mij mee naar huis, drinkt nog wat en zoekt dan zijn eigen huis op (ik moet wederom mee naar de auto omdat Sid anders weigert in te stappen). Ik zwaai, plof neer op de bank en kijk een soap: de 7de laan (de Zuid-Afrikaanse Goede Tijden). Het wordt tijd voor het voetbal!

18. Klasieri dam (deel II)

Gebiologeerd staren we naar de groene neonlichtjes aan de hengels (Leonard heeft er zelfs een elektronisch alarm op gezet, mochten we enige actie aan de haak onverhoopt missen). De laatste hengel is van mij en ik bespeur een fanatisme dat ik niet had gedacht van mezelf (ik kan mijn ogen niet van het lichtje afhouden). Donovan bezorgt me bijna een hartaanval wanneer een van de lichtjes ineens wild heen en weer beweegt. Leonard spurt onmiddellijk doch koelbloedig richting hengels maar hangt alleen het lichtje weer op gelijke hoogte met de rest (er werd slechts wat van het aas geknabbeld). Even later is het weer raak en opnieuw springt Donovan bijna hysterisch van zijn stoel omdat het deze keer zijn hengel is. De bewegingen zijn zo wild dat ik verwacht dat hij elk moment een walvis uit het water takelt, en ik moet zeggen dat ik aardig onder de indruk ben van de vis die hij aan de haak heeft (best groot!) met een bek als een haai. Het dier kan ook op land leven, weet Donovan, en met zijn voet schuifelt hij de griezel voorzichtig weer richting water. Lange tijd blijft het stil tot er ineens beweging is bij míjn hengel. “Ik raak dat ding niet aan hoor”, roep ik onmiddellijk paniekerig omdat ik geen idee heb wat ik moet doen. Gewoon draaien en ophalen, luidt het antwoord, het is jouw hengel dus je moet, maar het is gelukkig vals alarm. Het is weer rustig en ik fantaseer hardop over de setting die moeiteloos het decor voor een horrorfilm kan zijn. Pikdonker met onrustige vissen over het water springend, totale windstilte en een groep jongeren die rond een vuur zit bij een tent. De een na de ander verdwijnt om nooit meer terug te komen (gruwelijk vermoord uiteraard), zo’n soort film met misschien ook wel een monster dat zich schuilhoudt in het onzichtbare water: The Klasieri monster (goede titel, toch?). Even later heb ik spijt wanneer mijn filmscenario zich buiten mijn fantasie om verder ontwikkelt. Uit het niets steekt ineens een verraderlijk briesje op dat al snel aanwakkert tot een huiveringwekkende wind. De vonken vliegen wild van het vuur (even en ik bang dat de tent in de fik vliegt) en de groene neonlichtjes van de hengels waaien woest alle kanten uit. Ik praat wat lacherig en bangig met Donovan tot ik naar links kijk en onze tent (compleet met matrassen en mijn tas!!!) door de lucht zie vliegen. “The tent is going”, roep ik een beetje droog en als door een wesp gestoken duiken Leonard en Donovan er achteraan. Wat volgt is een en al hectiek: eerst slepen we het ding terug, en draaien hem. Vervolgens blijkt een van de belangrijkste stokken bovenin dwars doormidden gebroken waarna McGyver in de weer gaat met touw (en dat uiteraard ook voor elkaar krijgt). Daarvoor moet ik wel onder meters tentzeil door kruipen om assistentie te verlenen. Gedwee en zo goed mogelijk volg ik zijn instructies op maar ik krijg het Spaans benauwd van alleen maar doek om me heen, geen uitgang zien en die angstaanjagende wind om ons heen. Het blijkt onmogelijk de tent weer overeind te krijgen waarna we besluiten te wachten tot de wind misschien gaat liggen (het alternatief is in de auto slapen). Maar dan volgt alweer een nieuwe beproeving wanneer drie van de hengels razendsnel in het water lijken te verdwijnen. Binnen een seconde graaien Donovan en Leonard het vistuig bij elkaar en even denk ik dat het monster heeft toegehapt, wat gelukkig niet het geval is waarna de rust weer wederkeert. Ik zet mijn visstoel strategisch achter een dikke boom die de wind voor me opvangt en kruip zowat in het vuur. Als later de wind toch in kracht afneemt rijdt Leonard zijn bakkie pal voor de tent als windscherm waarna we hem weer opzetten en deze keer wel stevig met haringen vastzetten (het was windstil dus wie dacht er aan haringen). Omdat we ook geen vis meer hebben gevangen, ruimt Leonard de hengels op en neemt de neonlichtjes mee de tent in. Ik kruip met kleren en al onder de deken die ik uit de lodge heb meegebietst en schrik me kapot wanneer Leonard het groene spul ineens dwars door de tent spettert. Het geeft een waanzinnig effect met overal felgroene lichtgevende stippen (Sid zit helemaal onder en is bijna een soort monster van Klasieri). Vanwege alle avontuur (eerst de springende vissen, dan die superenge keiharde wind met een vliegende tent als gevolg en weer later al die hengels die door iets groots te grazen werden genomen) duurt het even voor ik slaap om ik weet niet hoeveel later weer wakker te worden. Gillend, vertellen Donovan en Leonard me (die zich rot geschrokken moeten zijn want ze lagen pal naast me), zat ik rechtop in bed. Ik weet nog dat ik droomde dat ik in een auto zat die steeds kleiner werd en waar ik niet uit kon komen (typisch mijn soort nachtmerrie: rolluiken die naar beneden komen, net als ik eronder lig…mijn paniek is onvoorstelbaar). Gelukkig zie ik onmiddellijk de grote open flap naar de voortent en ben ik snel weer kalm (ik heb eigenlijk nooit nachtmerries maar zoveel natuurgeweld kon mijn stadse hartje niet aan). De volgende ochtend ziet alles er totaal anders uit en is het nachtelijke griezeldecor veranderd in een lieflijke omgeving met zingende vogels en nieuwsgierige apen. Donovan is als eerste wakker, rond een uur of acht, en heeft het vuur dat nog brandde weer aangewakkerd om koffie voor ons te zetten. We lachen om Sid die achter de apen aanjaagt en besluiten al gauw ons kamp maar op te breken omdat het niet echt lekker weer is en het er niet naar uitziet dat het dat nog gaat worden. Binnen een half uur hebben we alles opgeruimd en ingepakt (de mannen waren ook verbaasd) en Donovan en ik racen nog één keer met de boot over het water. Eenmaal ‘thuis’ in mijn hemelbed val ik die avond al héél vroeg in slaap…(op mijn hoofdkussen zitten nóg gele stippen van de troep die na een paar uur opgelost had moeten zijn)

17. Klasieri dam (deel I)

De volgende ochtend belt Annie me of ik koffie bij haar kom drinken op kantoor. Op weg naar de Spar maak ik een tussenstop en plof neer op een van de stoelen. Vandaag is zeker de warmste dag die ik hier tot nu toe heb meegemaakt (terwijl het al een stuk koeler had moeten zijn). Een oudere Engelse militair, een kennis van Annie die er ook zit, vertelt me hoe verknocht hij is aan Hoedspruit. Het is het zoveelste verhaal dat ik hoor van mensen die hier blijven hangen en nooit meer weggaan. Zo niet deze Engelsman die hier maximaal een week of twee, drie kan blijven omdat het dorp hem anders verstikt, zegt hij (al komt hij wel heel vaak terug). Als ik mezelf zou moeten onderbrengen in een van deze categorieën val ik vermoedelijk onder die laatste. Hoe uitgestrekt de bush rondom ook is, het leven in zo’n kleine gemeenschap zou me gaan benauwen (dat voel ik nu soms al een beetje). Dus ben ik blij dat we er vandaag op uittrekken voor ons tripje naar de Klaserie dam. Ik zeg Annie en de Engelsman gedag en rijd door naar de Spar voor de boodschappen. Donovan is er ook en we rijden achter elkaar aan naar mijn lodge waar ik de volkswagen chico achterlaat en verder met hem meerijd. Hij heeft vanaf acht uur een stuk of tien bruiloftsgasten, inclusief de bruid moeten knippen, föhnen, etcetera en heeft alleen maar lopen rennen en vliegen. Bij zijn huis zit Leonard al ongeduldig te wachten. “That’s about time”, moppert hij terwijl Donovan als een razende wat spullen in een tas gooit, voor mij een korte broek en T-shirt pakt (was er niet vanuit gegaan dat we zouden zwemmen) en heen en weer sleept met matrassen, hangmatten en zijn kajak. Wanneer beide auto’s propvol zijn alsof we twee weken wegblijven, rijden we weg om nog geen uur later bij de dam aan te komen waar twee (of meer, dat weet ik niet meer) rivieren samenkomen in een gigantisch groot stuwmeer (Sid zit bij Leonard in de auto en luistert perfect naar het commando hide waarop hij onder de stoel kruipt (het is er verboden voor honden)). Langs het water, tussen de bomen, zijn verschillende kampeerplekken maar de enorme ruimte is niet te vergelijken met die op een gemiddelde camping zoals wij die kennen. Nu begrijp ik de haast van Leonard omdat onze tent natuurlijk nog voor het donker moet staan en we nog maar een uur of twee hebben. Het A-team heeft het echter binnen een mum van tijd voor elkaar: een tafel met stoelen, een grote tent, de hangmatten tussen de bomen, de boot in het water en aan mij de schone taak het voedsel te organiseren, dus leg ik vlees en salade in een koelbox en zet in de andere onze drank. Daarna stappen we in de boot en drie seconden later scheuren we over het water voor een sundowner bij de dam. Daarna varen we verder door hoog gras en springen de mannen af en toe aan land om hout te sprokkelen (ik kreeg er zo’n oergevoel van en vond de taakverdeling prima). Met een boot vol stammen en takken (we moesten naar voren leunen om het gewicht te verdelen) varen we terug waarna Donovan binnen een minuut of vijf (ik breng onderwijl met een hoofdlampje om een bezoek aan het piepkleine toiletgebouwtje vijftig meter verderop dat ik eerst moet checken op slangen) een vuur heeft gemaakt. Het is heerlijk weer, warm en windstil, en ik geniet enorm van het buiten zijn, de omgeving, het vuur, en deze mannen met wie ik gerust op een onbewoond eiland zou durven verblijven. Donovan bikt kolen van de brandende stammen waarna hij er een rooster overheen zet waar ik het knoflookbrood op leg. Leonard is druk in de weer met een stuk of zes hengels en grote bollen aas dat ze pap noemen en dat Donovan met zijn kajak vervolgens tientallen meters verderop in het water laat vallen. Weer later eet ik een van de verrukkelijkste steaks die ik ooit in mijn leven heb geproefd. Omdat er geen citroensap was had Donovan de enorme lappen vlees niet meer kunnen marineren, maar de geïmproviseerde marinade van kruiden en cola (!!!!!) zorgde voor een supermalse steak (van binnen roze). Echt indrukwekkend zijn de tientallen karpers (hou het daar maar op en vergeef me) die achter elkaar over het water springen maar ze vastleggen op film blijkt niet te doen in het pikkedonker (ondanks onze hoofdlampjes en zaklantaarn, ze zijn ook supersnel). Gelukkig hoef ik me geen zorgen te maken over dieren waarvoor ik mogelijkerwijs bang zou kunnen zijn. Dat de natuur wel iets anders voor ons in petto heeft, kunnen we dan nog niet eens vermoeden…

16. Payday

Tegen de avond loop ik de slijterij bij de Spar binnen voor een fles bacardi en cola. Wat ik binnen aantref is een indrukwekkend lange sliert van zwarte mannen, die slingerend door de winkel in de rij staan voor de kassa. En dan niet met kratten bier of winkelwagens vol, zoals dat in Nederland zou gaan, maar met een paar flesjes omdat dat het enige is dat ze kunnen betalen. Gezien de drukte lijkt het alsof er morgen oorlog uitbreekt waardoor de komende maanden geen druppel drank zal zijn te krijgen. Het is warm en de mannen zijn te heet gekleed waardoor er een vieze zweetlucht gecombineerd met misselijkmakende adem hangt. Ik wurm me als enige vrouw en blanke tussen de mannen door, graai een liter bacardi van het schap en sluit achter in de rij aan (en ja, nu voel ik me toch wat ongemakkelijk). Inmiddels staat een van de medewerkers bij de deur: twee erin, twee eruit, alsof het om een drukke kroeg gaat op zaterdagavond. Vrij vlot ben ik toch aan de beurt, reken af en stap bij Donovan in de auto. Ik vertel hem over mijn verbijsterende ervaring en vraag hem of het door het weekend komt en of dit normaal is. Normaal is het zeker, maar niet vanwege het weekend: het is payday. Aha! Ook langs de weg staan overal drommen mensen in kleurige kleding te wachten op de bus of een lift. We passeren bakkies (de Engelse vertaling is pick-up trucks) waarin soms wel vijftien mensen of meer zitten. Inmiddels krijg ik een aardig idee van de enorme verschillen tussen rijk en arm hier (Annie zei laatst dat ze dat zo mooi vond in Hoedspruit maar daar begreep ik eerlijk gezegd niks van). De keer dat ik bij Annie een hamburger at, werden de frietjes die we niet meer op konden, bij elkaar in een bakje gegooid om de volgende dag mee te geven aan haar hulp (ik wist niet wat ik zag). Vanochtend had ik een mega saucijzenbroodje als ontbijt, dat ik natuurlijk niet op kon, waarna ik het laatste stuk aanbood aan schoonmaakster Gracy (natuurlijk ondenkbaar in Nederland). “It’s still warm now”, zei ik, maar ze stopte het onmiddellijk in grote dankbaarheid in haar schort. Even later kwam ze me bestraffend toespreken over het halve groen beschimmelde brood in de vuilnisbak (ja, ik krijg dat niet op tijd op, zo’n heel brood). Dat moest ik de volgende keer maar niet zo ver laten komen, want er zijn zo veel kinderen die honger hebben…(ik weet nog dat dat vroeger een ding was als je je bord niet leeg at: ‘Denk aan de kindjes in Afrika…’ en dat wij geen honger hebben, maar trek… Nooit gedacht dat ik me nog eens echt zou schamen voor het zomaar weggooien van eten. Het gebeurt me thuis regelmatig dat de fruitschaal meer voor de sier is gevuld en ik de rotte appels, peren en bananen uiteindelijk zo in de kliko donder. Of dat een kwart van de inhoud van mijn koelkast over de datum is omdat ik te lui was of geen tijd had om te koken. Heb me nu voorgenomen dat straks toch anders te doen en ook hier alleen te kopen wat ik ook echt opeet, al was het maar uit respect voor de mensen die hier wonen en niks hebben). Volgens mij was Gracy erg verbolgen over zoveel verspilling want ze heeft me niet eens gedag gezegd toen ze klaar was en slofte chagrijnig en zonder nog iets te zeggen naar het volgende huisje. En ik had nog wel sorry gezegd…